Ambities Zuivelsector

ambities zuivelsector

Het uitgangspunt van het Duurzaam Diervoeder 2030 is het gericht bijdragen aan duurzaamheidsdoelen van de dierlijke sectoren. De ambities voor verdere verduurzaming van melkveevoeders sluit daarom ook nauw aan op het programma van de Duurzame Zuivel Keten (DZK), waar dit diervoeders betreft.

Op de kernthema’s levert de diervoedersector bijdragen op basis van de Monitor Duurzaam Diervoeder (DZK):

  • verdere verlaging CO2-footprint met 35% per ton diervoeder in 2030 t.o.v. 2018 (excl. zelf geproduceerd ruwvoeder);
  • advisering gericht op de samenstelling van het rantsoen, en bedrijfsadvisering om CO2-footprint van melk te verlagen;
  • het 100% gebruik van verantwoorde soja (RTRS of gelijkwaardig) en het gebruik van verantwoorde palmproducten (RSPO of gelijkwaardig).

Uitwerking van de Kritische Prestatie Indicatoren, de KPI’s

1. Klimaat
Als belangrijke schakel in de keten zet de diervoedersector richting 2030 in op het verder verlagen van de CO2-footprint per ton diervoeder met 35% t.o.v. 2018. Dit gebeurt door de verdere verduurzaming van de teelt van grondstoffen, door gebruik van ontbossingsvrije grondstoffen, energiebesparing en de inzet van groene energie voor het maken van het (meng)voer en het verduurzamen van het transport van diervoeder.

Het is de ambitie om met de bedrijfsadvisering te werken aan samenstelling van rantsoenen, optimalisatie van ruwvoerteelt en bedrijfsmanagement op het boerenerf, gericht op verlaging van de CO2-footprint per kg melk. Nevedi stimuleert sectoren het gebruik van de GMP+ MI5.5 module.

De rol van (voer)adviseurs op het boerenerf is cruciaal. Nevedi-leden zetten zich in voor een hoge kwaliteit en goede focus om met hun adviezen aan te sluiten bij de ambities en verlaging van de milieu-impact van de zuivelketen. Er lopen samenwerkingen tussen zuivel- en diervoederbedrijven om kennis in relatie tot het rantsoen en verlaging van de klimaat-impact te delen en toe te passen. In workshops, academies en met andere vormen van kennisoverdracht en samenwerking.

Nadere invullingen:

  • Adviesopleidingstraject gefaciliteerd door Nevedi voor diervoederadviseurs
  • Enquêtering melkveehouders over kwaliteit en focus adviseurs
  • Adviesrichtlijn melkvee-voeradvisering opstellen en implementeren bij de Nevedi-leden
  • Communiceren van initiatieven tussen diervoeder- en zuivelbedrijven rond goede advisering

2. Biodiversiteit
De bijdrage aan het verder versterken van de biodiversiteit betreft met name (1) het verder verbeteren van de stikstof- en fosfaatefficiency in de melkveehouderij via diervoer en (2) op het verantwoord sourcen van soja- en palmproducten uit origines waar geen ontbossing of conversie heeft plaatsgehad.

(ad 1) Stikstof- en fosfaatefficiency
Nevedi heeft zich gecommitteerd aan het verder verbeteren van de mineralenefficiëntie van melkveebedrijven. Met partners in de keten loopt de afspraak om deze gehaltes verder te verlagen naar een maximum bruto P-gehalte van gem. 4,3 g/kg óf een maximum P/RE ratio van gem. 2,2 over het assortiment melkveemengvoeders.

(ad 2) Verantwoorde sourcing soja en palmproducten
Zodra de Europese Ontbossingsverordening (EUDR) in werking treedt, vindt ontbossingsvrije sourcing plaats conform de betreffende definities. Zolang de EUDR niet voorziet in conversievrije sourcing, wordt voor sojaproducten sourcing gehanteerd conform RTRS (of gelijkwaardig) en voor palmproducten RSPO gecertificeerd. Zodra de conversievrije sourcing wordt opgenomen in de EU verordening wordt hieraan voldaan.

3. Circulariteit
Het – nog meer – circulair maken van het voedselproductiesysteem is gericht op een maximale inzet in diervoer van rest- en bijproducten én een zo groot mogelijke inzet van voormalige voedingsmiddelen die niet langer bestemd zijn voor voedsel. Dit leidt tot minder landgebruik, primair voor diervoeder.

Door een krappe energiemarkt worden deze producten vaker voor energie-toepassingen ingezet. En overwegen bedrijven hun rest- en bijproducten te vergisten. Reststromen die naar andere toepassingen gaan, zoals energie, kunnen niet meer worden benut in de betere bestemming van het diervoeder en uiteindelijk dus voor humane voeding.

Het is aan de overheid om met beleid te komen dat in lijn met de Ladder van Moerman het gebruik van geschikte rest- en bijproducten voor energie ontmoedigt. De sector wil met de overheid onderzoeken hoe meer reststromen geschikt kunnen worden voor diervoeder. Zuivelpartijen hebben een KPI voor circulariteit met de inzet van meer eiwit van eigen land. Met advisering voor ruwvoerteelt en rantsoensamenstellingen dragen voerbedrijven bij aan het verder verhogen de benutting van eigen ruwvoer.

4. Europese herkomst
Grondstoffen die dichter bij zijn verkregen, kunnen bijdragen aan een duurzamer voedselproductiesysteem. Dit hangt wel af van teeltomstandigheden en het transport. Om effecten inzichtelijk te maken van meer Europese sourcing op bijvoorbeeld de CO2-footprint, conform PEFCR Feed, bevat de Monitor Duurzaam Diervoeder hiervoor een KPI. De bedrijfstak zet in op een gelijkblijvend percentage Europese sourcing, als dit niet leidt tot een afwenteling op andere ambities en voldoende grondstoffen uit Europa beschikbaar blijven.

Deel deze pagina

Scroll naar boven