
Nevedi en de varkenssector zetten zich gezamenlijk in voor:
- Klimaatmitigatie: verlaging carbon footprint van diervoeders voor varkens van 40% in 2030 ten opzichte van 2018. De diervoedersector draagt door advisering en voederwaarde onderzoek van het rantsoen bij aan de verdere verlaging van de carbon footprint van varkensvlees.
- Circulariteit: een varken heeft een belangrijke rol in het meer circulair maken van het voedselsysteem. Enerzijds door de inzet van rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen. Anderzijds via grondstoffen die niet-geschikt zijn voor humane consumptie of niet voldoen aan de kwaliteitseisen van de voedingsmiddelenindustrie. De ambitie is het aandeel van deze grondstoffen en rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen op 85% te handhaven. Daarbinnen wordt ingezet op verhoging van rest- en bijproducten en voormalig voedingsmiddelen tot 40%. Dit kan alleen als de toepassing voor energie-opwekking wordt vermeden.
- Biodiversiteit: gebruik van 100% ontbossingsvrije soja en palm vanaf 2025 en 100% conversievrije soja- en palmproducten vanaf 2030.
- Regionale grondstoffen: gelijkblijvend percentage Europese sourcing van diervoedergrondstoffen, mits dit niet leidt tot afwenteling op andere ambities en voldoende grondstoffen beschikbaar zullen blijven.
Samenwerking tussen de diervoederindustrie (Nevedi) en de varkenssector is essentieel om de keten verder te verduurzamen. De ketens hebben te maken met volatiele (grondstof)markten en markt- en beleidsonzekerheden.
Nadere uitwerking
Klimaatmitigatie
Het verder verlagen van de CO2-footprint per ton diervoeder met 40% ten opzichte van 2018 kan door verduurzaming van de teelt, door gebruik van ontbossingsvrije grondstoffen, door energiebesparing en de inzet van groene energie en het verder verduurzamen van het transport van diervoeder.
Daarnaast wil de diervoedersector met gerichte advisering over de samenstelling van rantsoen met een optimale voederconversie bijdragen om de CO2-footprint per kg varkensvlees te verlagen. Ook zet de voederindustrie in op kennisontwikkeling naar nutriëntbehoefte en verteerbaarheid van grondstoffen.
Circulariteit
De bijdrage van de diervoedersector aan het meer circulair maken van het voedselsysteem is gericht op optimale inzet van rest- en bijproducten én een zo groot mogelijke inzet van voormalige voedingsmiddelen. Dit resulteert in minder landgebruik voor diervoeder.
Door een krappe energiemarkt worden deze producten meer en meer voor energietoepassingen ingezet. Zo overwegen bedrijven hun rest- en bijproducten te vergisten. Er is overheidsbeleid dat gebruik van geschikte rest- en bijproducten voor energietoepassingen ontmoedigt (in lijn met de ladder van Moerman) zodat deze voor diervoeders behouden blijven. De sector / keten wil met de overheid onderzoek doen om bestaande reststromen nog geschikter te maken voor diervoeders.
Grondstoffen die niet voldoen aan kwaliteitseisen van de voedingsmiddelenindustrie kunnen nog zeer geschikt zijn voor diervoeder, zoals (voeder)granen. Granen zijn in Noord-Europa een belangrijk gewas voor vruchtwisseling en bodemgezondheid en maken deel uit van een duurzaam voedselsysteem. Klimatologische is het vaak niet mogelijk om hier granen voor humane consumptie te telen is gebruik in diervoeder de beste optie. Daarnaast zijn er grondstoffen die niet-geschikt zijn voor humane consumptie, maar wel geschikt als diervoeder, zoals sojaschroot.
Biodiversiteit
De bijdrage aan de biodiversiteit is gericht op het sourcen van soja- en palmproducten (conform ANNEX 1 van de EUDR) waar geen conversie van regenwoud en andere biodiverse habitats heeft plaatsgehad. De voedersector zetten zich in om de EUDR tijdig, conform wetgeving geïmplementeerd te hebben. Zodra conversievrije sourcing is vastgelegd op Europees niveau geldt de Europese wetgeving. Zolang de EUDR nog niet voorziet in conversievrije sourcing, is de FEFAC Soy Sourcing Guidelines voor de certificering van sojaproducten en RSPO voor palmolie leidend.
Europese herkomst
Grondstoffen die dichter bij de productie en toepassing zijn verkregen, kunnen bijdragen aan een duurzamer voedselsysteem. Dit geldt niet in alle gevallen hangt af van teeltomstandigheden en het transport: via(zee)schip of vrachtauto.
De varkenssector kent al een hoog percentage Europese grondstoffen. De diervoederindustrie en de varkenssector streven daarom op een gelijkblijvend of hoger percentage Europese sourcing van grondstoffen, mits dit niet leidt tot afwenteling op andere ambities en er voldoende grondstoffen uit Europa beschikbaar blijven.