Nederlandse diervoerbedrijven gaan meewerken aan de sectordoelstelling om het ruw eiwitgehalte in melkveerantsoenen stapsgewijs te verlagen naar maximaal 160 gram in 2025. Melkveehouders die het rantsoen willen optimaliseren, kunnen voor advies terecht bij hun voerleveranciers. Inzet is om eerst de kwaliteit van het ruwvoer te verbeteren. Vervolgens kan advies worden gegeven over het best passende aanvullende voer.
Voor het halen van de streefwaarde is de kwaliteit van het ruwvoer een belangrijke factor. Een ‘basismaal’ van een koe bestaat ongeveer voor driekwart uit ruwvoer en een kwart uit mengvoer. Hoe hoger de eiwitkwaliteit van het ruwvoer, hoe minder er dus bijgevoerd hoeft te worden. “Bodem en klimaat beïnvloeden de kwaliteit van het ruwvoer”, licht Marije Klever toe, die vanuit het samenwerkingsverband Coalitie Toekomstbestendige Melkveehouderij (CTM) de werkgroep Voer- en managementmaatregelen voorzit. “Het maakt nogal een verschil of je een boerenbedrijf op zand, klei of veengrond runt, nabij de kust of landinwaarts. Daarom hebben we er bij het ministerie op aangedrongen dat de 160 gram een doelstelling voor de sector is en niet voor een individueel bedrijf.”
Precisiewerk
Om de streefwaarde te halen, roept Klever melkveehouders op met de voermaatregel aan de slag te gaan. “Een brede inzet is nodig om als sector de streefwaarde te halen.” Het commitment van de diervoederbedrijven beschouwt Klever als een welkome aanvulling. “Voersamenstelling is precisiewerk. De melkveehouder kent zijn bedrijf van haver tot gort. Als je die kennis combineert met het specialisme van een diervoederbedrijf, kunnen er mooie dingen ontstaan.”
Van beleid naar praktijk
De eerste uitdaging is om de kwaliteit van het ruwvoer te verbeteren. Van daaruit kan het best passende aanvullende voer worden bepaald. Een totaalpakket, waarbij enerzijds de prestatie en gezondheid van de koe stabiel blijft, anderzijds de ammoniakuitstoot daalt. Henk Flipsen, directeur Nevedi, denkt dat zo’n balans op termijn haalbaar is. Ook is hij enthousiast over het grote animo onder Nevedi leden om melkveehouders met raad en daad bij te staan. “Als brancheorganisatie nemen we de mogelijkheden via diervoer in de gehele stikstof aanpak serieus. De afgelopen jaren hebben we onze kennis en expertise ingebracht aan de beleidstafel. Het is mooi dat Nevedi leden de doorvertaling gaan maken naar de praktijk. Daarbij gaan we ons niet opdringen bij boeren. Wie advies wil, is welkom.”
Achtergrond
In 2021 hebben melkveehouderorganisaties en toenmalig landbouwminister Schouten afgesproken om een aantal managementmaatregelen te implementeren om de uitstoot van ammoniak te verminderen. Er zijn doelstellingen voor drie maatregelen afgesproken: het verlagen van het ruw eiwit in het rantsoen naar 160 gram, 180 uren extra weidegang en de helft van de uitgereden mest op zandgrond moet verdund zijn met water. Uit een doorrekening bleek dat met deze maatregelen de ammoniakuitstoot van de melkveehouderij met zo’n 9 à 10 procent kan worden verlaagd.
Op initiatief van de Coalitie Toekomstbestendige Melkveehouderij (CTM) startte in november 2021 een aantal werkgroepen om de maatregelen voor melkvee nader uit te werken. NAJK-bestuurder Marije Klever is voorzitter van de werkgroep Voer- en managementmaatregelen. Hier wordt onder andere gesproken over de uitvoering van het project Koe & Eiwit, zoals de pilots die gaan plaatsvinden om reële eiwitniveaus in beeld te brengen.
Bron: