Dieren hebben, net als wij, eten nodig om te overleven. Dat begint al in de baarmoeder of in het ei, waardoor de organen en weefsels zich ontwikkelen en het embryo groeit. Na de geboorte moet het dier zijn voedingsstoffen ‘van buiten’ krijgen, namelijk via het diervoer.
Gezondheid en productie
In de diervoederindustrie worden voeders gemaakt die tegemoetkomen aan de behoeften van elk dier, in elke levensfase. Voor landbouwhuisdieren is de samenstelling van voeders er bovendien op gericht om zowel de gezondheid als de productie te ondersteunen. Het voer bevat daarom energie en eiwitten om te groeien, vezels voor een goede darmwerking, vitaminen en mineralen om gezond te blijven.
Bouw- en brandstoffen
Een dier in de groei heeft bouwstoffen nodig (eiwitten), maar ook brandstoffen (energie uit koolhydraten en vetten) om de bouwstoffen te verwerken. En om gezond te blijven heeft het dier ook vitaminen en mineralen nodig. Calcium, fosfor en vitamine D zijn bijvoorbeeld nodig voor een goede ontwikkeling van het skelet.
Als dieren in de groei zijn, hebben ze voer nodig met meer eiwitten, vitaminen en mineralen dan volwassen dieren. Investeren in de voeding van jonge dieren zorgt ervoor dat het dier een lang, gezond en productief leven heeft.