Ambities duurzaam diervoeder voor de pluimveesector

pluimveesector

Nevedi en de pluimveehouderij hebben afgestemd dat de inzet voor duurzame pluimveevoeders zich vertaalt in de volgende ambities:

  1. Verlaging van de carbon footprint van diervoeder voor pluimvee van 30% in 2030 ten opzichte van 2018.
  2. Gebruik van 100% ontbossingsvrije soja-en palmproducten vanaf 2025 en 100% conversievrije soja- en palmproducten vanaf 2030
  3. Op het gebied van circulair diervoeder is de ambitie is om het gebruik van rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen in de periode tot 2030 minimaal op hetzelfde niveau te houden als in 2018. Dit staat gelijk aan 21%. Door een sterk verhoogde concurrentie op de inzet van rest- en bijproducten met name voor energie is dit een uitdaging op zich.
  4. In 2018 was 75% van alle diervoedergrondstoffen voor pluimvee afkomstig uit geografisch Europa. De ambitie is om dit zeer hoge niveau tot 2030 te kunnen handhaven, gezien de volatiele markten en het reeds hoge percentage is dat al een uitdaging op zich. Zeker met oog op de nutritionele waarden van de pluimveevoeders om diergezondheid te behouden.

Afstemming tussen de diervoedersector en de ketenpartijen over verduurzaming van de pluimveeketen is belangrijk om het behoud van dierenwelzijn en positie van de boer in acht te nemen. De dierlijke ketens hebben te maken met volatiele (grondstof)markten, markt- en beleidsonzekerheden en sectordoelstellingen onder andere op het gebied van dierenwelzijn. Dit kan het behalen van bovengenoemde ambities beïnvloeden. Omdat de pluimveesector in een competitieve Europese markt opereert is het cruciaal dat er een daadwerkelijke vraag naar duurzamere concepten ontstaat om de gestelde ambities te kunnen realiseren. De ambities worden afgesproken op sectorniveau en de Monitor Duurzaam Diervoeder representeert daarmee de gehele sector.

Nadere uitwerking
Klimaat
Het verlagen van de CO2-footprint per ton diervoeder met 30% ten opzichte van 2018 willen we realiseren door verduurzaming van de teelt van grondstoffen, onder andere door het gebruik van ontbossingsvrije grondstoffen, energiebesparing en inzet van groene energie voor het produceren van (meng)voer en het verduurzamen van het transport van diervoeder.

Biodiversiteit
Onze bijdrage aan het versterken van de biodiversiteit is gericht op het gebruiken van soja- en palmproducten waar geen conversie van regenwoud en andere biodiverse habitats heeft plaatsgehad.
Vanaf 2025, wanneer de Europese Ontbossingsverordening in werking treedt, zal ontbossingsvrije sourcing conform de definitie van de Europese Ontbossingsverordening plaatsvinden. Zolang de Europese Ontbossingsverordening nog niet voorziet in het gebruiken van conversievrije grondstoffen hanteren we voor het gebruik van sojaproducten de Soy Sourcing Guidelines van de Europese Brancheorganisatie FEFAC en voor palmolie RSPO gecertificeerd. Zodra de inzet van conversievrije grondstoffen wordt opgenomen in de Europese Verordening wordt hieraan voldaan.

Circulariteit
De bijdrage van de diervoedersector aan het meer circulair maken van ons voedselsysteem is gericht op een maximale inzet in diervoeder van rest- en bijproducten uit de industrie én een zo groot mogelijke inzet van voormalige voedingsmiddelen die niet langer bestemd zijn voor voedsel. Dit resulteert ook in minder landgebruik primair voor diervoeder.
Door een volatiele energiemarkt worden deze producten steeds vaker voor energietoepassingen ingezet. Zo overwegen steeds meer bedrijven kader van klimaatbeleid hun rest- en bijproducten te vergisten. We vragen de overheid om met beleid te komen dat het gebruik van voor diervoeder geschikte rest- en bijproducten voor energietoepassingen ontmoedigt (in lijn met de ladder van Moerman). Ook zetten we in op onderzoek, samen met de overheid, naar hoe we bestaande reststromen nog geschikter kunnen maken voor gebruik in diervoeder.
Gezien de context zoals hierboven geschetst over de inzet van rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen in de pluimveehouderij wordt ingezet op een gelijkblijvend percentage inzet van rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen in pluimveevoeders.

Europese herkomst
Grondstoffen die dichter bij productie en toepassing zijn verkregen, kunnen bijdragen aan een duurzamer voedselsysteem. Dit zal overigens lang niet in alle gevallen gelden en hangt ook sterk af van waar de gunstigste teeltomstandigheden zijn en hoe het transport is georganiseerd (via(zee)schip of vrachtauto). De inzet is om een gelijkblijvend percentage grondstoffen uit geografisch Europa in pluimveevoeders te verwerken, mits dit niet leidt tot afwenteling op andere ambities en er voldoende grondstoffen uit Europa beschikbaar zullen blijven. Het percentage grondstoffen uit geografisch Europa verwerkt in pluimveevoeders is hoog (75% in 2018). De ambitie om dit percentage gelijk te houden is uitdagend, gezien de volatiele markten en wisselende beschikbaarheid van voeders, gecombineerd met het borgen van nutritionele waarden om diergezondheid te behouden.

Deel deze pagina

Scroll naar boven